door Jac. Toes (De Gelderlander | 01-11-2003)
De Meesterprijs voor thrillerauteurs moet een erkenning zijn van vakmanschap. Dat Appie Baantjer hem krijgt, is een premie op verschraling.
Eerst maar de symbolische anekdote: in 1999 stond ik aan de lunchtafel in de Rode Hoed waar zojuist de Gouden Strop, de prijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman, was uitgereikt. Naast me zocht een man in een driedelig pak tussen de lege glazen naar een broodje. Twee andere heren kwamen bij ons staan, op zoek naar een ‘refill’. Het waren de misdaadliteratuur-recensent van een gerenommeerd weekblad en een bestuurslid van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs (GNM). “Waarom zou Baantjer nou nooit genomineerd worden voor de Gouden Strop?”, vroeg de man in het driedelige pak zich hardop af. “Zoiets dóe je gewoon niet,” verklaarde de recensent. “Er zíjn grenzen, hoor.”
“Ja, zo ben je gewoon niet opgevoed”, besloot het bestuurslid.
Toegegeven, ze waren in een drieste bui, maar vooral eerlijk. Baantjers boeken achtten ze van een allermiserabelste kwaliteit. Omdat het gesprek zich in ironische scherts dreigde te ontwikkelen, stelden beide heren zich voor. De man in het driedelige pak noemde zijn naam en voegde eraan toe: “De uitgever van Baantjer.”
Twee seconden later stonden de man en ik weer alleen aan de broodjestafel. Hij maakte geen woord vuil aan het incident. Waarom zou hij ook, zolang Baantjer in zijn eentje meer verkoopt dan alle andere Nederlandstalige misdaadauteurs bij elkaar?
Het bovengenoemde bestuurslid heeft ondertussen afgerekend met zijn opvoeding, want enkele weken geleden heeft het GNM-bestuur unaniem de Meesterprijs aan Appie Baantjer toegekend. Dit weekend neemt Baantjer de prijs tijdens de Trouw Schrijvers en Boekendagen in ontvangst.
Blijkens het juryrapport leverde Baantjer een ‘prestatie van werkelijk on-Nederlandse omvang. Dit jaar werd hij tachtig en verscheen zijn zestigste titel. () het aantal boeken dat van hem is verkocht nadert de zes miljoen.’
Helaas is het enige wat in de Baantjer-verering on-Hollandse vormen aanneemt, de merchandising. De Baantjer-dvd van de tv-serie, het Baantjer-moordspel, de Baantjer-puzzel, de verzamelde Baantjer-werken (in kunstleren band!), het Baantjer-boek- op-maat waarin de lezer zichzelf als Vledder kan laten optreden. Bovendien is Baantjer geridderd, ge-ereburgerd, awarded door de Amsterdamse politie, en ge-oorkondigd door de gezamenlijke Openbare Bibliotheken. Aan erkenning dus ook geen gebrek.
Fijn voor Baantjer, fijn voor zijn lezers. Maar dat nu ook de jury van de Meesterprijs zich door de macht van het getal heeft laten leiden, is een knieval voor het kapitaal en bepaald geen buiging voor de kunst. Een Meesterprijs houdt de erkenning van een ultiem vakmanschap in en het bewijs dat de auteur tot het uiterste is gegaan in de artistieke ontwikkeling van zijn schrijverschap, in de vernieuwing of de verdieping van zijn genre. Daarin echter heeft Baantjer zich niet on-Hollands maar eerder óer-Hollands getoond, in de oubolligste zin van het woord.
Had de jury de boeken van Baantjer op hun inhoudelijke kwaliteiten beoordeeld, dan waren haar onmiddellijk de talloze stoplappen opgevallen, de eindeloze herhalingen, de houterige woordkeus en de stijve dialogen. Ze had zich al snel verveeld bij de gelikte cliffhangers, de ijzeren regelmaat van ‘onverwachte’ wendingen, de obligate opkomst van de bijfiguren, kortom de gesjabloneerde plotopbouw. Ze had dan tot haar verbazing geconstateerd dat Baantjer geen zestig boeken heeft geschreven, maar slechts één, in zestig varianten. De jury had misschien geglimlacht om De Cocks smartlap-emoties, de hilarische machtsverhouding met zijn chef of de naïviteit van zijn collega Vledder, die al decennia lang niets wil bijleren. In de wereld van Baantjer verandert namelijk nooit iets: goed is goed, kwaad is kwaad, and never the twain shall meet, en eigenlijk is dat ook niet verbazingwekkend met romanpersonages die de geestelijke diepgang van een pierebadje hebben en hun levensbeschouwing in louter tegeltjeswijsheden verwoorden.
Al met al hadden de juryleden hun rug moeten rechthouden tegen het verkoopcijfergeweld en vaststellen dat het Jan-Klaassen-en-Katrijn-proza van Baantjer voor veel in aanmerking komt, maar, hoe populair ook, níet voor een Meesterprijs. Door deze prijs toe te kennen aan Baantjer bewijst de jury het genre een slechte dienst. Haar boodschap is: meesterschap draait om langdurige, hoge oplages, niet om auteurs die hun leven lang hun nek uitsteken om het genre naar een literair plan te tillen, (zoals Jef Geeraerts), of te vernieuwen, (zoals Tomas Ross).
Baantjer hoort thuis in het rijtje André Rieux en Anton Pieck. Deze artiesten hebben een groot publiek maar hun betekenis voor hun respectieve genres is te verwaarlozen. Ze zijn even waardevol én succesvol als de schrijvers van wie wekelijks duizenden romans á la Verleidelijk Verraad via de schappen van de supermarkt de huiskamer vinden maar wie daarvoor een Meesterprijs overheeft, beloont de stilstand en zet een premie op verteltechnische en inhoudelijke verschraling.
Jac. Toes is thrillerauteur