Een schets van de Indische detectiveroman – door Peter Ronner
‘Het is eigenlijk merkwaardig dat er, met vier eeuwen kolonisatie in “Nederlandsch-Indiė” achter de rug, zo weinig misdaadromans geschreven over of gesitueerd zijn in “De gordel van smaragd”. Men kan ze op de vingers van één hand tellen’. Ab Visser verbaast zich hierover in zijn recensie over De honden van het verraad (Thomas Ross) in de Amersfoortse Courant van 17 september 1980. De eerste misdaadroman na jaren die deze Gordel weer als onderwerp heeft en bovendien volgens Visser, ‘één van de beste Nederlandse thrillers die er in jaren verschenen is’.
Diezelfde onderscheiding geldt voor Joop van den Broeks Parels voor Nadra, waarmee hij in 1952 de eerste prijs, het voor die tijd respectabele bedrag van tweeduizend gulden, in de door A.W. Bruna & Zoon’s Uitgeversmij N.V. uitgeschreven prijsvraag voor de beste detectiveroman wint. Er was in de stoffige Nederlandstalige misdaadliteratuur van die jaren blijkbaar aanleiding om een dergelijke prijs uit te loven. Parels voor Nadra verschijnt in 1953 en wordt als de eerste Nederlandse ‘hard boiled’ detective beschouwd. De kritieken zijn ernaar en Van den Broek wordt in Vrij Nederland van 27 maart 1953 als een ‘verderfelijke sensatiezoeker’ afgeschilderd. De roman wordt neergesabeld en beleeft in 1955 al een herdruk.
Een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandse misdaadliteratuur. De roman speelt eind jaren veertig in Indonesiė en de geur van spruitjes uit het gemiddelde Nederlandstalige detectiefje ontbreekt. ‘Hier bij ons gebeurt immers nooit iets’ luidt de veelzeggende titel van één van de vele detectiveromans uit die jaren van Martin Mons. En als er al iets gebeurt, gaat zeker in de vijftiger en begin zestiger jaren de deken van het Nederlands fatsoen eroverheen.
In Indiė ligt dat anders, daar gaat immers menig rijk en zwart schaap der familie heen. Bovendien zijn Nederlandsch-Indiė en het latere Indonesiė politiek kruidvaten. Het Nederland van de wederopbouw uit de vijftiger en begin zestiger jaren zit klokslag zes uur achter de gekookte aardappelen.
Tempo doeloe
‘De weg daalde en na een scherpen draai lagen de zigzags voor haar, die slingerden om de bergruggen, diep onder haar over witte bruggetjes over donkere ravijnen liepen en daar breidde zich de Preanger-hoogvlakte uit; zij zag het groote, witte gebouw van het departement van Verkeer en Waterstaat, daar stak de toren op de van de Rooms-Katholike kerk, waar ze waren getrouwd, daar waren de schoorstenen van de kininefabriek; de drieling Boerangrang, Tangkoeban Prahoe en Boekit Toenggoel, die de legende van den Prahoe hadden gemaakt, stonden als een geweldige muur, daar heel in de verte rezen de ronde rug van den Gedeh en de spitse top van diens tweelingkrater den Pangerango, de bergen boven Soekaboemi.’
In 1942 publiceert C.W. Wormser onder het pseudoniem Boekan Saja, Maleis voor ‘ik niet’, met Handlangers van den dood zijn eerste Indische Detectiveroman bij uitgeverij W. van Hoeve in Deventer. Mr. Van Nieuwland, de achtentwintigjarige landraadsvoorzitter van Bandoeng lost op verzoek van een oude studievriend uit Leiden een dubbele moord, aanzetting tot moord resp. chantage en misbruik en moord van vijf Javaanse meisjes uit de Desa in een handomdraai op. Twee verschillende daders voor de zes moorden en twee Djocjasche jongens, H.B.S. te Semarang en studie in Leiden en Deventer, als chanteur inclusief goena-goena-praktijken.
“Ja, die fratsen worden in Midden-Java uitgehaald. Ik heb in de Preanger nog nooit zoo iets meegemaakt. ’t Is typisch Djocjaasch, ten minste Midden-Javaasch. Dat wist U zeker al?”
“Ja, ik herinner me, dat Oma vroeger wel eens van die goena goena verhalen deed en ook van poppetjes, die vermoord werden en dan begraven werden voor de deur van de man, dien ze vermoorden wilden.”
Maar via combineren en deduceren in de geest van Ivans wordt de zaak tot een goed einde gebracht.
Boekan Saja wordt een beginnend formuleschrijver wanneer in Het graf van den Mammon (1943) diezelfde Van Nieuwland, nu als veertigjarige officier van justitie met een zoon op het lyceum in, uiteraard, Den Haag, een valsmunterij oplost. De daders zijn de Sans, Chinese broers, H.B.S. in Bandoeng en studie in Wageningen, samen met Van Andere junior, geboren uit een avontuurtje van zijn vader, directeur van de cultuurmaatschappij Mana Sadje N.V., met zijn Soedanese moeder. Java is de plaats des delicts, waar de Nederlandse heersende klasse wel eens een faux pas maakt met een inlandse dame, wat geld over de balk gooit of een beetje fraudeert, maar grosso modo het leven goed is en de verhoudingen duidelijk. Goena goena, uitvoerige landschapsbeschrijvingen en veelvuldig gebruik van Javaans, Soedanees en Maleis zorgen voor een sterke indische kleur.
In 1946 verschijnt Het geheim der tempelruļne. Van Haren, lid van de politieke recherche, wordt door de Indisch-Nederlandse regering naar Fransch Indo-China uitgezonden om een Japanse samenzwering om dit gebied in haar macht te krijgen te bezweren. Een actueel thema in die jaren, dat via prachtige routebeschrijvingen keurig wordt opgelost.
Het Java-Aero Mysterie (1946) van Felman wordt als een ‘Detective verhaal uit het na-oorlogse Indiė’ gepresenteerd. Het boek is in krijgsgevangenschap (Tjimahi Java en Gaol-camp Singapore) geschreven en speelt in het vooroorlogse Java. Het Indische karakter beperkt zich tot een beknopte Idonesische woordenlijst en een aantal plaatsnamen. Klein en De Waal van de Centrale Recherche te Batavia lossen als twee echte Hollandse kerels ieder misdaad op. De gelijkenis van De Waal (illustraties Otto Cramer) met Dick Bos is opvallend.
‘De Waal was, zooals men hem in zijn vriendenkring te Batavia noemde, “een fijne vent”. Boom van een kerel, prima athleet, een der beste centre-halfs van Java en bovendien een grote magneet voor het zwakke geslacht. In zijn vak was hij uniek.’
Naast veel verwijzingen naar engelse speurders neemt de schrijver ook de vrijheid onder zijn eigen naam als journalist een bijrolletje te spelen. Het Nederlandse detectiefje overgoten met een tropisch sausje. Van Boekan Saja kan dat in mindere mate gezegd worden. In het vooroorlogse Indiė gebeurt meer dan in Nederland en er wordt over geschreven.
Spruitjes en buskruit
De gezusters Monsma publiceren onder de naam Martin Mons een serie traditionele detectives met in de hoofdrol de Haagse inspecteur Perquin. De moord op de echtgenote van een gerepatrieerde administrateur van Ajer Berissih in En toen gilde de fluitketel (1955) past in het Haagse beeld van berooide repatrianten die proberen in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen. Schoonmama en echtgenote Lot maken het leven van Rob Leenders tot een hel en hij is dan ook hoofdverdachte nummer één van de moord. De zaak is tijdens de vakantie van Perquin zo knullig aangepakt, dat vanaf het begin Leenders’ onschuld voor iedereen vaststaat behalve voor justitie. Dankzij de interventie van pastoor Van Rommen raakt Perquin betrokken bij de zaak. Mons gooit er wat oorlogsverleden tegenaan, wanneer de pastoor probeert Perquin tot ingrijpen te bewegen.
‘Luistert u eens. Ik heb alle gelegenheid gehad Leersen door en door te leren kennen. In normale en abnormale tijden beide. Hij behoorde de laatste jaren voor de Japanse inval tot mijn biechtkinderen. De oorlog hebben we samen in een kamp op Java en later bij het werk aan de Burmaspoorweg doorgebracht. Heeft u tijdens de oorlog in een kamp gezeten? Een half jaar?’
Gelukkig maar denk je bijna en het verhaal suddert genoeglijk verder tot de oplossing op de laatste bladzijde dankzij de speurzin van Perquin.
Sambals voor Sweelinck (1962) is het vierde deel van de Haagse Mysteriereeks, de serie topografische detectiveromans van Pim Hofdorp, pseudoniem van W.G. Kierdorff, en speelt in het Indische Haagje, de wijken Duinoord en Statenkwartier. Alhoewel aangekondigd als een ‘Oorspronkelijke Nederlandse detectiveroman’ is het eerder een complexe Indische familieroman en de stamboom achterin is geen overbodige luxe.
Goena goena(opnieuw), een complot om de Indonesische regering omver te werpen, wapensmokkel, de Nederlandse inlichtingendienst vertegenwoordigd door agent ‘Pokerface-Henry’ en temidden van dit alles de onverstoorbare commissaris Aremberg die voor geen kleintje vervaard is. Zelfs beschikt de commissaris speciaal voor deze gelegenheid voor enige Indische achtergrond, opgedaan als secretaris van ‘Pokerface-Henry’.
‘ “Soedah baik – in orde, ” antwoordde de commissaris.
“He, bent u ook in Indiė geweest, meneer Aremberg?” vroeg mevrouw Gerritsz verbaasd.
“Vijftien maanden van mijn hele leven, mevrouw,” erkende hij lachend, “maar dat is alweer vijfentwintig jaar geleden en als ik nog een dozijn Maleise woorden ken, is het veel. Zoals ‘soedah baik’
”
(
..)
“Maar hoe is het mogelijk dat u in Indiė bent geweest?” hield zij aan.
“Een avontuur uit mijn jeugd, mevrouw; een jaar als secretaris meegestuurd met een commissie van Hollandse experts die de recherche van de Indische veldpolitie moesten reorganiseren.”
Net zoals Felman neemt overigens ook Hofdorp de vrijheid zichzelf als journalist een kleine rol in het laatste hoofdstuk te laten spelen.
Parels voor Nadra (1953) speelt in het Djakarta van 1948 en is andere koek, alhoewel het al een kleine tien jaar eerder is uitgegeven. Japanners, hoertjes uit de jappentijd en venerische ziekten met de fotograaf Lex van der Tuyn-Walema in de hoofdrol tegen de achtergrond van een onrustig Indonesiė ten tijde van de politionele acties.
‘Buiten viel de vochtige hitte van de avond op me neer, als een natte dweil. Ho-la-la, dit Djakarta in de kenteringstijd, dat voor talloze lieden nog steeds Batavia heette. Dat was nog zo, in 1948. Ik wilde aan al die dingen denken, om niet bij mezelf opnieuw te moeten beginnen over die vrouw van de party op het paleis. Besluiteloos bleef ik tegen mijn jeep aangeleund staan en ik stak een sigaret op. Hitte. Er kwamen wat soldaten voorbij, die luid het schone lied zongen van Madelein wil je de mijne zij ij ij nn Arme donders. Waarschijnlijk met verlof in de grote stad en teveel gezopen van goedkope tap-jenever, made in Indonesia.’
Geweld, vrouwen, bescheiden erotiek, Japans oorlogsverleden, politieke strubbelingen, geen brave politieman maar een fotograaf die alles doet wat God verboden heeft als “tough guy”, Van den Broek is zijn tijd met ‘Parels voor Nadra’ ver vooruit. De rol van Titin, Van der Tuyns vriendin, is een compleet andere dan die van de keurige echtgenotes van Perquin en Armberg.
‘Ik trapte de deur open. Binnen was het licht. Laag brandde een olielampje. In het begin kon ik in de ruimte vrijwel niets onderscheiden. Toen zag ik Titin. Ze lag ineen hoek op een tikar. Haar handen en voeten waren samengebonden en haar mond stond bol van een prop viezigheid. Met enige moeite trok ik het tussen haar tanden uit. Ze ademde nog. Ik streek de haren uit haar gezicht.
Het was afschuwelijk, zoals zij er uit zag. Haar jurk was aan flarden en door de scheuren heen was haar gewonde lichaam te zien, zo gehavend en zo deerniswekkend toegetakeld, dat het afgrijselijk was. Dit was Titin, niet langer een vrolijk meisje, dat zich met een natuurlijke souplesse bewoog, maar een geslagen en gewond lichaam, dat nauwelijks nog ademde.’
In 1957 verschijnt Chaos in Djakarta, bijna een vervolg op de roman uit 1953. De onorthodoxe hoofdinspecteur Van Tilburg uit Parels voor Nadra heeft zich, nadat Nederland op 27 december 1949 officieel afstand heeft gedaan van Nederlandsch-Indiė, aangepast aan de gewijzigde politieke omstandigheden. Hij is nu hoofd van de bewakingsdienst van een theeplantage. Ook Van der Tuyn’s vriendin Titin passeert de revue evenals de overheerlijke macaroni van de lokale kroeg. Opnieuw zijn de ingrediėnten volkomen on-Nederlands.
‘ ‘Jij stomme hond
’zei ik langzaam.
Hij deed een stap de kamer in, haalde snel uit en sloeg me kalm over de mond. Het had geen zin hem uit te leggen, dat ik veel meer mezelf bedoelde dan hem.
Hij stond vlak bij me en ik hoefde mijn hand maar uit te steken om hem te raken waar ik dat wilde; even onder zijn broekriem. Hij kreunde en sloeg bijna dubbel. Met twee handen greep ik naar het pistool in zijn hand, maar het ontglipte me. Ten koste van alles moest ik voorkomen dat hij het wapen kon richten en met mijn volle gewicht wierp ik me op zijn arm. Hij wankelde even en voor hij zijn gewicht had hervonden gaf ik hem een stoot, die hem struikelend deed vallen. Het pistool viel kletterend op de tegelvloer en ik was er eerder bij dan hij.’
Van der Tuyn in de traditie van Chandlers Phil Marlowe. Natuurlijk kennen Mons en Hofdorp Chandler ook, maar Van den Broek heeft als journalist zelf jaren in de tropen geleefd. De ervaringen van de gezusters Monsma en Pim Hofdorp reiken niet veel verder dan het Den Haag van de vijftiger en zestiger jaren.
Retourtje Jakarta
In 1980 verschijnen er na jaren weer twee ‘Indische’ thrillers. Joop van den Broek publiceert Heimwee naar Indiė en Thomas Ross debuteert met De honden van het verraad.
Lex van der Tuyn reist in Heimwee naar Indiė nog even fit als achtentwintig jaar geleden terug naar Jakarta als journalist tijdens een handelsmissie. Geweld, moord, politieke verwikkelingen en een fotograaf die overal in rolt en zich vrijend en vechtend staande weet te houden in Jakarta. De politieke onrust is merkbaar in een gesprek met Indonesische studenten en fictie en feiten raken meer met elkaar vervlecht:
‘Hij zei: ‘Ik versta wel Nederlands, ik kan het niet spreken. Alles is nog gebaseerd op Nederlandse teksten en Nederlandse begrippen ons recht, onze geschiedenis, ons lans, alles koloniaal, en om te studeren moet je de taal minstens passief kennen. Ik versta u. En ik zeg u dat die hele top rust op een berg van leugens. President Soeharto. Wat deed hij in de nacht van 30 september op 1 oktober 1965, bij de staatsgreep? Hij zat aan het bed van zijn zieke zoontje, hij werd niet, zoals zijn collega-generaals, opgehaald en vermoord, het waren zijn troepen die het complot oprolden, het waren .’
Van der Tuyn blijft de tough-guy uit oude tijden, maar de kuise erotiek uit eerdere werken is veranderd. Bleef het bij Katja en Titin nog bij vermoedens, bij de dertigjarige reisbegeleidster Lasmaria is Van der Tuyn met het klimmen der jaren een stuk virieler geworden. En eigenlijk is dat het enige onderscheid tussen de Van der Tuyn uit 1948 en die uit de zeventiger jaren.
‘Ik legde mijn hand over haar borst en zij voelde het stuwen van mijn begeerte, opende haar benen even en maakte een klein geluid toen ik bij haar binnendrong. We lagen weer stil, gespannenheid om de tastende spieren in haar lichaam.’
Vaart, korte zinnen, goede plot, couleur locale en geweld. Behalve enige seks is er eigenlijk weinig nieuws onder zon sinds Parels voor Nadra. Overigens eerder een compliment voor ‘Nadra’ dan kritiek op Heimwee naar Indiė.
Martin Finch, de hoofdpersoon uit Thomas Ross’ De honden van het verraad is de eerste geloofwaardige geheimagent uit in de Nederlandse misdaadliteratuur. De thriller is fictie, maar mede gebaseerd op historische feiten, krantenartikelen en de eigen studie culturele antropologie. Factie kortom, waarbij journalistieke research en historische feiten een steeds grotere rol gaan spelen. Ross zegt daarover: ‘De werkelijkheid is spannend genoeg. Dan hoef je in dit genre toch niet iets als De moord op de weduwe in de Grote Houtstraat te gaan schrijven.’ Het Jakarta van Thomas Ross is het Jakarta wat we al kennen van Joop van den Broek.
‘Jakarta rook afwisselend lekker en smerig. Het hing er maar vanaf waar je was. Buiten het hotel rook het bijvoorbeeld zoetig en naar kruiden. Sloeg je de hoek om, dan werd je de adem afgesneden door de penetrante geur van rotte vis en stront die uit een naburige kampong aan kwam waaien.’
Maar er is meer onder de hete zon dan de al vaker genoemde couleur locale, fysiek geweld en een spannende plot. Finch is niet de vrije jongen zoals Van der Tuyn, maar een medewerker van de B.V.D., die zijn werk doet. De plot is ingebed in (inter)nationale politieke ontwikkelingen en feiten en historische gebeurtenissen vormen de basis voor het verhaal. Ross start met gedetailleerde informatie over het Molukse probleem en de staatsgreep van 1965 tegen Soekarno.
Met De broederschap (1995) zet hij deze lijn door. Het is het jaar 1948 waarin Soekarno zich voorbereidt op zijn presidentschap. Een groep Nederlandse politici en zakenmensen wil dit met hulp van kapitein Westerling voorkomen. Illustere namen als generaal Spoor, Gerbrandy en minister-president Drees spelen een rol in de belevenissen van agent Nolten die op pad wordt gestuurd om tegenspel te bieden. Ross beschrijft nu in de epiloog een aantal feiten en gebeurtenissen waarop hij zijn factieroman heeft gebaseerd.
Ross gebruikt Indiė resp. Indonesiė niet zoals Mons, Hofdorp en ook Van den Broek als vehikel, beter gezegd Rolls Royce, voor een meer of minder geslaagde detectiveroman cq. thriller. De omstandigheden, achtergronden, feiten en gebeurtenissen vormen als het ware de thriller waarbinnen Finch cq. Nolten op basis van fictie opereert.
Een procédé wat bekeken en dus afgekeken wordt. P.P. Windhorst publiceert 1997 Indische erfenis met de rechercheurs Sacher & Ruczinsky als volbloed Brabanders in de hoofdrol en ‘de aantrekkelijke BVD-agente Marjon Fluitsma’ als leider van het onderzoek. Wat van ver komt is goed en dat geldt zeker voor Indiė. Sacher en Ruczinsky , het Bredase equivalent van Aremberg en Perquin anno 2000. Met Javaans bloed (2001) doet Paul Koetsier de succesformule nog eens dunnetjes over. Een zeldzame kris als moordwapen, oud-studenten vanuit Nederland terugkerend naar een roerig Jakarta en een speurtocht in het Indonesische verleden. Deze plaats des delicts alleen is helaas niet voldoende substantie voor een succesvolle thriller
Indiė.NL
Het zijn er meer dan op de vingers van die éne hand van Ab Visser te tellen zijn. En het zijn niet de minsten. Pulp zit er ook tussen en zal er bijkomen. Goed voorbeeld doet nu eenmaal slecht volgen.
Waren de mijlpalen van 1952 en 1980 ook zonder Indiė bereikt? Ja, later maar niet eens vijftig jaar later, zoals Heinrich Heine zo treffend over Nederland oordeelde. ‘We’ hebben immers ook nog onze oude koloniėn in de West! Joop van den Broek laat Lex van der Tuyn-Walema in 1981 optreden in Afrekening in Paramaribo , terwijl Thomas Ross Martin Finch naar de Antillen stuurt in De man van Sint Maarten (1994).
Zonder Indiė cq. Suriname had de kneuterigheid in de Nederlandse misdaadroman nog jaren voortgesukkeld. Niet voor niets kan Joop van den Broek onder het pseudoniem Jan van Gent van 1956 tot maar liefst 1971 vooruit met de Amsterdamse speurneus inspecteur Sluiter, het nagekomen broertje van commissaris Aremberg en inspecteur Perquin uit Den Haag. En verschijnt Hofdorps Sambals voor Sweelinck in 1977 nog in herdruk onder de titel Soesah rond Lucie
Peter Ronner
p.ronner@wxs.nl
Bijlage Indiė.NL
Jaar Auteur Titel
1927 Herman Middendorp De juwelen van Lombok
1934 M. v/d Hilst De kris des doods
1942 Boekan Saja Handlangers van den Dood
1943 Boekan Saja In de woning der Geesten
1943 Boekan Saja Het graf van den Mammon
1946 Boekan Saja Het geheim der tempelruļne
1946 Felman Het ‘Java Aero’mysterie
1948 Ids van der ploeg De misdaad op Boroboedoer
1953 Joop van den Broek Parels voor Nadra
1955 Martin Mons En toen gilde de fluitketel
1955 G.H. von Faber DINGEN die niet kloppen, met: 3 korte Indische mysterie-/speurdersverhalen
1956 C.W. Wormser Het geheim van de tempelruļne (herdruk van ’46)
1957 Joop van den Broek Chaos in Djakarta
1961 Cornelius Conyn en Jon C. Marten Dodendans op Bali
1962 Pim Hofdorp Sambals voor Sweelinck
1977 Pim Hofdorp Soesah rond Lucie (o.m. herdruk van ’62)
1980 Joop van den Broek Heimwee naar Indiė
1980 Thoman Ross De Honden van het Verraad
1995 Thoman Ross De broederschap
1997 P.P. Windhorst Indische Erfenis
2001 Paul Koetsier Javaans Bloed
Naslagwerken
1962 Ab Visser Kaļn sloeg Abel
Een handleiding voor de detective-lezer. Zwarte Beertjes 687; A.W.Bruna & Zoon Utrecht
1986 Cartens, Diepstraten, Muysson Nederlandse misdaadliteratuur
(redactie) BZZLLETIN 137; St. BZZTōH Den Haag
2000 Otten (eindredactie) Moord met woorden.
Honderd jaar Nederlandse misdaadliteratuur.
Biblion Uitgeverij Den Haag
2000 Biblion Uitgeverij Den Haag Mis daadRom
Naar aanleiding van bovenstaand artikel stuurde Bernhard C. van Donselaar ons de volgende aanvulling.
Ucee (U. Coldenhoff) heeft zeker vier boeken geschreven met een “Indische achtergrond”: De schoonste triomf van den Indo-detective (1924); De schrik der Don Juans (1925); Het spookhuis van Tandjoeng Priok (jaartal onbekend); De rode gerbera (jaartal onbekend).
Volgens de bekende Tjalie Robinson schreef Ucee typische boekenstijl, die karakteriserend is voor alles wat in Indiė geschreven werd.
Verder van belang zijn de boeken van Jacques van Workum. Deze boeken zijn oorspronkelijk geschreven in het Maleis. In het Nederlands zijn deze boeken vrijwel niet te lezen vanwege de vreemde woordkeus en rare zinswendingen. Het zijn: Het geheim van den doode die terugkwam (1929); De ongekroonde koningin (1929); De onzichtbare tegenstander (1929); De redder van het vaderland (1929); Het eiland der verschrikking (1929); Een man van karakter en een man van de daad (1929); De Indische prins (1930); De liefde van een detective (1930).
Voorts nog het boek van P. Jorgen: Het onbekende graf en van Leo Hulsman: De liefde van de chef der recherche (1927).
Kees de Leeuw reageert hierop en stelt dat de boeken van Jacques van Workum helemaal niet uit het Maleis zijn vertaald, maar omgekeerd: eerst in het Nederlands geschreven en later in het Maleis vertaald. In ieder geval hebben ze qua inhoud niets met Indiė te maken.
Yvo J. Heller (antiquaar te Bredevoort) is gespecialiseerd op N.O.I./Indonesiė. Hij gaf ons de volgende aanvulling omtrent Ucee:
“In uw lijst van titels ontbreekt: Gantang. De geesel van Batavia. Een Indisch Rooversverhaal. Djokja, BOB, S.L. [1932]. Waarschijklijk Ucee’s laatste detective verhaal. De volledige naam van de auteur luidt: S.H. Ulrich Coltoff. Alleen zijn eerste roman, De Schoonste triomf van de Indo-detective is herdrukt in pocket-vorm door “Moesson”.
De oorspronkelijke omslagen zijn geļllustreerd door L. Amiot. Ucee’s tweede roman Het Spookhuis van Tandjong-Priok is vertaald in het bahasa Melayu. Alléén de herdruk van De schoonste triomf en de vertaling van zijn tweede roman bevinden zich in de bibliotheek van het K.I.T.L.V. te Leiden. Met vriendelijke groet. Yvo J.Heller (antiquaar te Bredevoort).
Zie www.antiquariaten.com/gemilang
Nederlandstalige misdaadauteurs © Peter Ronner | www.crime.nl 2005