H.J. Oolbekkink
‘Ik ben geen brenger van boodschappen in mijn werk,
maar als ik ergens een apostel van ben, dan is het van de strijd tegen het cliché.’
Henk J. Oolbekkink werd geboren op 15 maart 1931. Al op zijn achttiende werd hij journalist: in 1949 kwam hij bij de sportredactie van Het Parool, waar hij flamboyante stukken over voetbalwedstrijden schreef. Later werd hij kunst- en filmredacteur. Hij bleef er achttien jaar werken. (‘Op mijn negende wilde ik al journalist worden. Dat lukte. Daarna wilde ik mijn geld verdienen met boeken schrijven.’)
Zijn literaire debuut, Met lege handen, een indringend en nog altijd prachtig verhaal over de hongerwinter, verscheen op zijn eenentwintigste, in 1953. Daarna schreef hij nog twee romans, Het recht van ongelijk (1954), een existentialistisch getint verhaal over een deserteur, en Met de krant naar bed (1958), over verwikkelingen binnen een familie van wie de vader hoofdredacteur van een sensatiekrant is. De krant lijkt op De Telegraaf, maar is dat volgens O. zelf helemaal niet. Het boek geeft een mooi beeld van het krantenbedrijf, maar ook van de Nederlandse filmwereld uit die tijd, hetgeen eveneens geldt voor Het mes onder het mes, een lang artikel over het maken van de film ‘Het mes’ (Fons Rademakers, 1961, naar een scenario van Hugo Claus). Meer over deze film op het overzicht van Nederlandse films.
In 1966 verschijnt het eerste deel van een thrillerreeks met geheim agent Glotz, in 1969 het achtste en laatste. Eind 1967 stopt hij bij de krant om voltijds te gaan schrijven en vertalen. Het is ook het jaar dat avonturier Tim Spender verschijnt in een nieuwe thrillerreeks. In vijf jaar tijd verschijnen er tien delen. Deze twee reeksen verschenen bij Born N.V. Uitgeversmaatschappij, Amsterdam – Assen, in een oplage van tien- tot twaalfduizend per deeltje.
‘Ik ben met dit werk begonnen om dat de Nederlandse markt op dit gebied zo weinig goeds biedt. Het werd een uitdaging voor mij. Joop v.d. Broek heeft wel een paar fijne thrillers geschreven. Rinus Ferdinandusse levert gek werk, al valt dat wat buiten het genre, en Hellinger heeft het ook wel in zich om een lekker harde thriller te schrijven, maar voor de rest is het spruitjeslucht.’
In 1967 neemt zijn uitgever een Amerikaanse vertaling van een synopsis van een van zijn werken mee naar de Frankfurter Buchmesse om het werk in het buitenland aan de man te brengen. Het is mij niet bekend of dat iets heeft opgeleverd. In België werd zijn werk nauwelijks verkocht vanwege de seks. Om die reden mochten zijn boeken ook niet geëxporteerd worden naar Zuid-Afrika.
In februari 1968 verhuisde hij naar Spanje (daarvoor woonde hij in het Amsterdamse Buitenveldert) met het plan zes tot acht thrillers per jaar te gaan schrijven, zodat hij ervan zou kunnen leven en het vertalen eraan zou kunnen geven. Hij vertrekt uit onvrede met wat er in Nederland gebeurt, maar ook omdat hij van het Spaanse klimaat houdt en zichzelf beloofd heeft voor zijn veertigste iets geheel nieuws te beginnen. Hij woont twee jaar met zijn vrouw Marja op Ibiza, in een bungalow buiten op een heuvel. Begin 1971 komt hij terug, omdat hij zich op Ibiza toch te geïsoleerd voelt. Hij komt dan terecht in een gloednieuwe flat in De Bijlmer omdat hij zo snel niets anders kon krijgen.
Schrijvers die Oolbekkink in de jaren zestig en zeventig bewonderde: W.F. Hermans, Scott Fitzgerald, Waugh, Ross Macdonald, Deighton, Chandler, Simenon.De inkomsten van zijn boeken vallen toch tegen en hij blijft een zeer productief vertaler: in totaal zou hij rond de honderd boeken vertalen, van schrijvers als Philip Atlee, Peter Chester, James Eastwood, Donald Hamilton (de Matt Helm-spionageserie), Chester Himes, Ed McBain, John MacDonald, Richard Raine, Richard Starnes, Lawrence Treat, Jonathan Valin, Donald E. Westlake, Andrew York, Joh. Brunner, Adam Hall, James Hadley Chase, Desmond Bagley, Harold Robbins, Dick Francis, Colin Forbes, Dobbs, Betzer, Stroud, Higgins, Seymour, Crichton, Trevanian, Kessler, Swarthout, O’donnel, Kyle, Chevalier, Greenleaf, maar ook van Hans Magnus Enzenberger (Misdaad en politiek, Bruna 1966) en Joris Ivens (Autobiografie van een filmer).
Eind 1973 verruilde hij het onzekere freelancebestaan voor een redacteurschap bij de Haagsche Courant. Dit lijkt het definitieve einde van zijn schrijverschap, hoewel hij in 1976 tegen Theo Capel zegt: ‘De verpakking van een thriller blijft me wel erg boeien, daar kun je ontzettend veel in kwijt. Misschien dat ik per boek een andere hoofdfiguur ga nemen.’ Pas in 1983 verschijnt In plaats van kaarten, ‘de zeer verrassende terugkeer’ van H.J. Oolbekkink, aldus de achterplattekst. Echter zonder Glotz of Spender: de hoofdpersoon is een thrillerschrijver, die in alle rust in Amsterdam een boek wil afmaken. Hij raakt evenwel betrokken bij een gruwelijke moord.
Deze terugkeer naar het thrillergenre bleek eenmalig. Verrassender is het verschijnen van drie dichtbundels in de jaren ’89-’91. Al in 1959 drukte het literaire tijdschrift Podium twee gedichten van hem af, maar pas eind ’86 begon hij weer poëzie te schrijven. Je kent de woorden(1989) is een bundel liefdesgedichten, waarin soms al sprake is van de ontoereikendheid van de taal. In de twee volgende bundels gaat de schilderkunst een steeds grotere rol spelen, totdat deze de taal geheel overbodig maakt (uit: ‘Inwijding’, Een wenkbrauw in het landschap):
Ik schrijf haar verzen
in mijn slaap,
ze blijven onvoldoende
want woorden,terwijl gebaren
klanken handen
een nagelaten schaduw
een kras in verfzo veel meer zeggen.
Armlastige woorden
waarmee ik het zwart
van haar krullen
niet kan vertellenwaarmee ik de buiging
van haar lijf
onmogelijk kan uitleggen.
Wie het hele oeuvre van Oolbekkink kent, zal bij deze verzen met een glimlach terugdenken aan de vele beschrijvingen van de talrijke aantrekkelijke vrouwen in zijn thrillers, vrouwen van wie onvermijdelijk een beschrijving volgde in de trant van:
‘Ze beet me met haar grote, harde tanden en schuurde met haar kleine, hoog opgerichte borsten tegen mijn huid.’ (uit: Het bittere slaapgas)
Vrouwen werden in zijn thrillers altijd met een knipoog naar de lezer beschreven, alsof de schrijver toen al besefte dat hij de ‘buiging van haar lijf’ onmogelijk kon uitleggen met armlastige woorden. Zijn vrouwen zijn levende satires op de volmaakte vrouwen van James Bond. De vrouwen van Glotz en Spender zorgen altijd voor de ontknoping in het verhaal. Zonder deze hoogborstige vrouwen zouden deze semi-helden smartelijk aan hun einde komen.
Werk: Met geheim agent Glotz
(Born Detectives: T = topicals D = detective ED = extra detective)
Gifbeker voor een wereldstad | T 2 | 1966 |
Afrekening voor een tiran | T 3 | 1966 |
Turkse noga voor een agent | T 6 | 1967 |
Noodrem voor een atoomkop | T 7 | 1967 |
Festival voor een dode ster | T 9 | 1968 |
Blauwdruk voor een vierling | T 10 | 1968 |
Pep-pil voor een president | T 11 | 1968 |
Grafschrift voor een koningin | ED 9 | 1969 |
Met avonturier Tim Spender
(lees ook de artikelen Schaken en misdaad, zie index onder ‘clubblad’)
Het ijskoude goud (in 1977 ook als paperback bij Born uitgegeven) | D 64 | 1967 |
Het bittere slaapgas | D 65 | 1967 |
De funeste dooi | D 81 | 1967 |
Het gestolen budget | D 82 | 1967 |
De laatste leugen | D 104 | 1968 |
Het beslissende schaakmat | D 105 | 1968 |
De machteloze mafia | D 128 | 1970 |
De satanische sekte | D 140 | 1970 |
Het kostbare klontje | D 170 | 1972 |
De stapelgekke staatsgreep | D 171 | 1972 |
Niet in deze twee reeksen
Brief uit Kansas-City (met Theo Eerdmans en Leo Riedé) | ZB 94 | 1957 |
Kerstverhaal in Het Parool | Hier zit Glotz al schetsmatig in. | 1965 |
Het naakte einde | P 28 (in de Born Paperbacks) | 1968 |
In plaats van kaarten | Arbeiderspers | 1983 |
Ander werk
Met lege handen. Een hongertocht in februari 1945. Roman. (debuut) | Tiebosch, Amsterdam | 1953 (opnieuw uitgegeven in 1979) |
Het recht van ongelijk. Roman. | Querido, Amsterdam | 1954 |
In: Singel 262, autobiografisch “manifest” in vierentwintig biografieën | Querido | 1954 |
In: Singel 262 (met 17 andere auteurs, Oolbekkink over Scott Fitzgerald) | Querido | 1956 |
Twee gedichten in: Podium. | juli/augustus 1959 | |
Met de krant naar bed. Roman. | Querido, Amsterdam | 1958 |
![]() |
N.V. Het Parool | 1960 |
Kijk es an! Een visie op televisie | Televisieafdeling van de Bijenkorf, Amsterdam | ca. 1963 |
Boekje open. (Over moderne auteurs) Campert, R.; Oolbekkink, H.J.; Simons, Wim J.; Verhagen, H.; Vinkenoog, S. | Baarn | 1963 |
Filmfestival | Bruna ZB; bestaat ook Engelse uitgave van | 1961 |
Een mooie dood in: Leesgenot Sepia. J. W. Holsbergen, Henk J. Oolbekkink en Gerben Hellinga | Uitg. Tango | 1972? |
Je kent de woorden. Gedichten. | De Beuk, Amsterdam | 1989 |
Gebrek aan aanwezigheid. Gedichten. | De Beuk, Amsterdam | 1990 |
Een wenkbrauw in het landschap. Gedichten. | De Beuk, Amsterdam | 1991 |
Ben Hoezen (tekst: H.J. Oolbekkink, Uitgave samengesteld t.g.v. de opening v.d. vestiging van King Disposables in België op 6-6-’91; tekst in Nlds., Frans en Engels.) | Duo/Duo, Rotterdam | 1991 |
Vertalingen (o.a) |
||
Ivens, Joris. Autobiografie van een filmer. A’dam, n.d. Ill. Voorwoord door Saaltink. Chapter 1-6 orign. : The camera and I. | Born | 1969? |
Op www.dbnl.org/tekst/bork001nede01/oolb001.htm staat: “Filmredacteur van Het Parool, waaruit de bundel Met de krant naar bed (1958) resulteerde.” Dat is onjuist: het boek is een roman.
Verder is op www.dbnl.org/auteurs/auteur.php3?id=oolb001 de titel De kleine wereld van Simon Carmiggelt (1995) vermeld. Die is mij niet bekend. Hoe zit dat?